Zoomen is in. Op afstand elkaar ontmoeten, ik kan er maar niet aan
wennen. Onbewust blijft het gevoel hangen een rol te spelen, als een
acteur die voor de camera zijn zegje doet. Handig, dat wel, maar ik
mis de lichaamstaal, de geur, het directe contact.
Vandaag zoom ik met de verrekijker in op het riet in een ouderwets
slootje. Hier, in de Arkemheense polder glijdt de stad van je schouders,
als de mantel van een vermoeide reiziger die is thuisgekomen.
De sloot herbergt een fantastisch mooi trio: het pijlkruid met zijn
3-puntig blad, de egelskop met vreemde kastanjeachtige stekelbollen
en de statige, hoog oprijzende zwanenbloem, een roze schoonheid.
Nooit geweten dat er in zo’n nederig watertje zoveel te ontdekken valt.
De lenzen van mijn verrekijker leggen haarfijn het microleven vast:
Hemelsblauwe libellen, een onopgemerkt gestreept kikkerhoofd tussen
het kroos, tere eendagsvliegen op reuzegrote rietstengels. Als een
voyeur dring ik ongezien binnen in hun intieme leefwereld.
Ik schenk nog wat koffie uit de thermosfles en bedenk tevreden
dat de dag nog lang is. Bij de waterplas buitelen de kieviten, het
drukke fietspad ver weg…